Op de bissectrice van een scherpe hoek  neemt
men de punten P en Q. Uit P laat men de loodlijn
neer op het ene been ( het voetpunt R ) , uit Q de
loodlijn op het andere been ( het voetpunt T ).
Bewijs dat d(A,R).d(A,Q)=d(A,T).d(A,P).
Probeer de punten A , P en Q te verschuiven.
Let op! Hoek  mag nooit groter zijn dan 90°.