Google ClassroomGoogle Classroom
GeoGebraGeoGebra Klaslokaal

Vectores

¿Cuál de las siguientes afirmaciones describe mejor un vector?

Vink alles aan wat van toepassing is
  • A
  • B
  • C
  • D
Controleer mijn antwoord (3)

Si un vector 𝐴 ⃗ = ( 3 , 4 ) A =(3,4), ¿cuál es su módulo?

Vink alles aan wat van toepassing is
  • A
  • B
  • C
  • D
Controleer mijn antwoord (3)

¿Cuál es el resultado de sumar los vectores 𝐴 ⃗ = ( 2 , − 1 ) A =(2,−1) y 𝐵 ⃗ = ( − 3 , 4 ) B =(−3,4)?

Vink alles aan wat van toepassing is
  • A
  • B
  • C
  • D
Controleer mijn antwoord (3)

El producto escalar de dos vectores perpendiculares es:

Vink alles aan wat van toepassing is
  • A
  • B
  • C
  • D
Controleer mijn antwoord (3)